Willeke van Everdingen-Oudijk (62) begon een kaaswinkel, maar stopt er weer mee omdat er te veel klanten komen.
Bron: NRC
PDF: Wij zijn stralingsvluchtelingen – Everdingen
‘Wij zijn stralingsvluchtelingen’
Zevenenveertig jaar heeft mijn leven zich afgespeeld in Zuidbroek,bij Bergambacht, onder Gouda. Had je mij ergens in die jaren gevraagd of ik daar ooit zou weggaan, dan had ik uit volle overtuiging geantwoord: ‘O nee, nóóit!’ Maar het is anders gelopen.
„Op mijn veertiende werd Roeland mijn vriendje. We woonden vlak bij elkaar. We zijn getrouwd toen ik negentien was. Tussen 1982 en 1993 hebben we drie dochters en twee zonen gekregen.
„Na de middelbare school had ik willen doorleren. Ik wilde verpleegster worden. Maar mijn vader zei: ‘Dat is nergens voor nodig. Kom maar bij mij werken. Hierna ga je toch trouwen en kinderen krijgen.’ Wij hadden thuis een manege. Ik ging paarden verzorgen en paardrijlessen geven.
„Roeland is opgegroeid als boerenzoon. Hij heeft in de bouw gewerkt, en als vrachtwagenchauffeur, en ook een tijdlang als buschauffeur. In 1995 konden we de boerderij van zijn vader overnemen: een schitterende stee uit 1570, vol prachtige Delfts blauwe tegeltjes. Mijn schoonvader kreeg z’n eigen woning bij ons op het erf. Hij overleed in 1999.
„Het ging ons voor de wind. Roeland had een hoop werk als loonwerker.Hij perste hooibalen. We hadden24 koeien. Dat was voornamelijk mijn werk.
„In 2005 werd Roeland ziek: een veel te hoge hartslag, tintelende benen, constant moe. Dokters konden geen oorzaak vinden. Dus toen zeiden ze: ‘Stress het zit tussen je oren.’ Via-via kwamen we bij een oud-huisarts in Gouda die zich in alternatieve geneeswijzen had gespecialiseerd. Binnen vijf minuten wist hij wat er aan de hand was. Hij zei: Je klachten worden veroorzaakt door de straling van UMTS-masten, voor mobiele telefoons.’
„Eerst geloof je dat niet. Maar we gingen ons erin verdiepen. We kochten een stralingsmeter. En jawel, we zagen duidelijk een verband tussen de klachten van Roeland en de stralingsniveaus. De wetenschap neemt dit nog steeds niet serieus. Ik wel. Mijn man is het levende bewijs.
„Wij zijn stralingsvluchtelingen. Twee jaar lang zijn we op zoek geweest naar een plek met weinig straling. Die hebben we in 2008 gevonden in Epe. Het is pijnlijk geweest die prachtige, oude familieboerderij te verkopen, maar gezondheid gaat voor alles. We kochten een tamelijk nieuw huis, met een oude stal, waar we 25 koeien konden houden. Hier, aan de rand van de Vel uwe, heb ik mijn man teruggekregen zoals hij was, „Omstreeks 2015 kochten onze oudste zoon en schoondochter een boerderij schuin achter ons, met plek voor 75 koeien. Onze koeien zijn toen naar hen gegaan. Bij ons werd het stil. En dat is niks voor mij. Ik moet mensen zien. Ik wil iets te zorgen hebben. Toen dacht ik: ik ga een kaaswinkeltje beginnen. Onze oudste dochter en schoonzoon hebben een boerderij met 550 koeien, in Bergambacht. Ze verwerken zelf al hun melk tot kaas.
„Zonder ooit reclame gemaakt te hebben is de winkel gegroeid, met steeds meer streekproducten. Roeland en ik zijn handig, wij zijn echt klussers. Stap voor stap hebben we de winkel ingericht. De planken waarop de kazen nu liggen, komen uit het Anton Pieck Museum in Hattem.
„Kaas verkopen is nooit mijn doel geweest. Het gaat mij om het contact met de klanten. Het allerliefst zou ik willen dat ze één voor één komen, en dat we dan echt de tijd hebben voor een goed gesprek met elkaar. Ik ontmoet hier zulke mooie mensen/ Ze weten dat ze hun verhalen veilig aan mij kunnen vertellen. Ik praat niks door.
„Jarenlang kwam hier een man, die op een dag vertelde dat hij ernstig ziek was. Hij deelde met mij wat er in hem omging: over ziek zijn, sterven, hoe zijn leven was gelopen, zijn crematie. Op een dag kwam er een vrouw in de winkel, die zei: ‘Wilt u even meelopen naar de auto? Mijn man komt afscheid van u nemen.’ Drie dagen later overleed hij. Als zoiets gebeurt, begrijp je dat je kennelijk iets kunt betekenen voor andere mensen.
„Door alle contacten met klanten weet ik hoeveel eenzaamheid er is in deze wereld. Ik denk weleens: wat is het toch jammer dat mensen een kaasboerin nodig hebben om hun verhalen kwijt te kunnen.
„Ik wil niet beweren dat het mijn roeping is om er te zijn voor m’n medemens. Dat zorgzame zit nu eenmaal in mijn karakter. Daarover praatje niet, dat dóe je gewoon. Wel zeg ik uit volle overtuiging dat ik probeer te leven als christen. ‘Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.’
„Het geloof heb ik van huis uit meegekregen, maar ik heb het niet altijd even diep gevoeld. Ik weet nog precies wanneer de volle overtuiging in mij is gekomen. In november 1994, tijdens een avondmaalsviering in de kerk. De
predikant nodigde gemeenteleden uit naar voren te komen. Het was alsof een onzichtbare hand mij duwde. Een innerlijke stem zei: ‘Gij zijt mij.’ Ik was alleen in de kerk, Roeland was thuis met de kinderen, ’s Avonds vertelde ik dat ik iets bijzonders had ervaren. Die woorden, ‘Gij zijt mij’ – ik kon ze niet thuisbrengen. Pas laat in de avond vonden we de tekst, in het boek Jesaja,
„Sindsdien weet ik zeker dat God mij leidt. En ook dat Hij mij steunt, nu ik heb besloten volgend jaar april mijn kaaswinkel te sluiten. Mensen vragen me: ‘Hè, waarom? Het is toch een succes?’ Ja, dat is het. Maar ik dreig aan mijn eigen succes ten onder te gaan. Te veel klanten krijg ik nu. Mooie gesprekken ontstaan alleen wanneer je iemand apart spreekt. In een druk
ke winkel lukt dat steeds minder vaak. Ik broed nu op een nieuw plan, om mensen op een andere manier te blijven ontmoeten.”
Tekst: Gijsbert van Es. Foto: Dieuwertje Bravenboer.